Landhuis en bouwhoeve; buitenplaats Buitenplaats Vaeshartelt - Maastricht
- Informatie
- Gegevens
- Documentatie
- Domein
- Wikipdia
- Media
Informatie:
Vaeshartelt is een rijksbeschermde historische buitenplaats, een monumentaal landgoed van 22 hectare met een kasteel, boerderij en poortwachtershuis gelegen in een Engels landschapspark met een indrukwekkende verzameling bomen en diverse parkelementen. Met een Geheime Tuin, een uniek Sterrenbos en een 6 ha grote proeftuin met daarin 200 hoogstambomen met 80 verschillende soorten oude fruitrassen, klein fruitgaarden met diverse soorten bessen, bramen en frambozen en leifruit waaronder perziken en abrikozen en een groentetuin. Een groene omgeving die biologisch wordt beheerd en waar zoveel mogelijk in de eigen behoeften wordt voorzien.
Bezoek mogelijkheden:
Zie de website van Vaeshartelt.
Omschrijving:
(RCE) Vaeshartelt heeft een voor de regio Maastricht-Aken-Luik typische 19de-eeuwse parkaanleg, ingepast in een 18de-eeuws stramien van rechte lanen en bomenrijen. Het oudere formele patroon van de aanleg rondom het huis is niet tot stand gekomen op grond van zuiver tuinarchitectonische overwegingen, maar heeft zich geleidelijk ontvouwd in nauwe samenhang met het agrarische beheer en gebruik van het buitengoed. Dit rechthoekige patroon van lanen en bomenrijen benadrukt tegelijkertijd de verbondenheid met de nabijgelegen landgoederen. Opvallend is het zuidwestelijk van de bebouwing gelegen, door lanen gevormde carré: een voormalige rondwandeling. Deze lanen zijn georiënteerd op het westen, zuiden en oosten. Ten noordwesten van het huis ligt het 18de eeuwse Sterrebosch, een vierkant perceel bos met een stervormig lanenpatroon en een centraal kruispunt, oorspronkelijk bedoeld voor de houtkap.
Tussen 1830 en 1850 nam de transformatie van het agrarisch geöriënteerde landgoed tot luxueus buitengoed een aanvang, een en ander op initiatief van graaf de Grimaudet de Rochebouët. Na 1853 werd de rest van het park gerealiseerd naar een ontwerp van de Belgische tuinarchitect J. Gindra in opdracht van de Maastrichtse industriëel Petrus Regout. Het meer recreatieve karakter van Gindra's ontwerp werd in 1853 zorgvuldig ingepast in de ruimte die de bedrijfsvoering op het buitengoed daartoe openliet. Gindra paste daarbij, in navolging van onder meer de Duitse tuinarchitect W.F. Weyhe (verantwoordelijk voor de tuinaanleg van kasteel Amstenrade, waar Gindra tuinbaas / hovenier was), het principe van afscheiding tussen natuurlijk landschap en de kunstmatige parkaanleg toe door gebruik te maken van uitheemse boomsoorten en door het park af te schermen met een dichte (onder)begroeïng, doorsneden door een enkele vista's.
Nieuw voor Gindra was de inpassing van de bestaande vijver in het ontwerp. Achter dit water kwam de eigenlijke begrenzing van het park te liggen: de noordelijke pachtweide (Bloemenhof) hoorde niet tot het park en diende bij voorkeur daarvan afgescheiden te worden. Net zoals bij zijn vorige ontwerpen stond de in zichzelf gekeerdheid bij ook dit ontwerp - hoewel veel beperkter van omvang - centraal. Derhalve zijn thans zowel de noordelijke weide als de weide bezuiden de oostelijke lindenallee van grote beeldondersteunende waarde voor het geheel: zij accentueren de in zichzelf gekeerdheid van Gindra's aanleg.
Voor de afscheiding van noordelijke weide en park vond Gindra een oplossing door de vijver als het ware in twee delen te delen: een in verhouding vrij smalle waterloop langs de rijweg aan de oostzijde, met de bocht mee tot ongeveer halverwege het tuin-weiland - in de Engelse traditie van een 'oneindige rivier' - en de grote watervlakte (de echte vijver) aan de noordzijde, naar het uiteinde van het park toe. Langs de waterloop ligt de afscherming cq. een dichte begroeïng aan de binnenkant van het park met voorbij de bocht een ruimte blik over het water naar de overkant; bij de vijver ligt ook de afscherming van het park met de cultuurgronden rondom aan de overkant, waardoor de vijver een meer wezenlijk onderdeel van park vormt. Het tuin-weiland loopt naar de vijver toe iets op, waardoor vanaf de begane grond bij het huis de 'rivier' en het beginpunt van de vijver niet duidelijk zichtbaar zijn.
De hoofdstructuur van het park van Vaeshartelt wordt bepaald door drie zichtassen en een rondgaand pad. Een slenk beplant met bomen volgt een verbindingspad dwars over het gazon en deelt het park in tweeën, terwijl de ruimtelijke eenheid behouden blijft. De opbouw van het park wordt verder bepaald door diverse diagonale zichtassen en de lange lindenallee aan de zuidkant. Het padenpatroon bestond hoogstwaarschijnlijk uit twee ruime, ellipsvormige bogen, waarbij het dwarse verbindingspad onderdeel was van beide bogen.
De meest noordelijke zichtas loopt van het huis naar het hoogste punt van het terrein, een kunstmatige heuvel achter de vijver. In werkelijkheid is deze heuvel een ijskelder, waar een paviljoen / theehuis op staat en waaromheen een pad loopt. Deze ijskelder met theehuis is door Regout gebouwd en vormt een belangrijk onderdeel van Gindra's parkontwerp. De tweede zichtas voert van het huis (de noordvleugel) recht over het gazon naar het water. De derde zichtas leidt het blikveld naar de bocht in de waterloop, enigszins gemaskeerd door de grote rode beuk voor de bebouwing.
Twee 'pleintjes' verlevendigden het beeld en spelen een rol in de diagonale zichtassen van het park. Het eerste lag in de uiterste hoek bij de ingangspoort, het tweede in de bocht van de waterloop. Dit laatste 'pleintje' was geaccentueerd door een aantal fijnsparren. Tussen de grenzen van het park en het rondgaande pad is overal een begroeïng aanwezig, die van aard en samenstelling sterk wisselt. Aan de binnenzijde van het tracé zijn langwerpige stroken van verschillende, rijk gevarieërde boomsoorten geplant. Diverse groepen naaldbomen (spar, lariks, den, cypres) en loofbomen zijn goed te onderscheiden. Solitairen - veelal uitheemse soorten - staan verspreid langs de lindenallee en voor de vijver. Het soortenbestand van de bomen vertoont een opvallende gelijkenis met de Gindra's aanleg voor het park bij Kasteel Waleffe: tulpenboom, paardekastanje, larix, italiaanse populier (niet meer aanwezig), treurbeuk, en verschillende andere soorten. Tegenwoordig wordt de vijver onder meer omzoomd door plataan-hybriden; gewone, bonte, noorse en vederesdoorns; zwarte elzen; prunussen; inlandse kers; lijsterbes; amerikaanse eik, wintereik; mammoetboom; taxus; fijnsparren; koreaanse zilversparren; paardekastanje; europese larix; weymouthden; chamaecyparussoort; gewone en bruine beuk; es; moerascypres; boswilg, treurwilg, schietwilg; treurberk; buxus; iep; atlasceder; acacia; gewone abeel; christusdoorn; tulpenboom. Gindra's parkaanleg strekte zich niet aan de zuidzijze van de bebouwing uit: zijn aanleg hield op met de korte paardekastanjelaan.
Vanaf de definitieve verhuizing van Petrus Regout naar Vaeshartelt, begin jaren zestig van de negentiende eeuw, ondergingen buitengoed en met name het park - zonder enige relatie met het oorspronkelijke parkontwerp van Gindra - een transformatie tot één groot 'theaterdecor', met het oog op een commercieële recreatieve exploitatie. Theatrale decoratie van het park in de vorm van fonteinen, beelden, vazen, kleinschalige bouwwerken e.d. was het gevolg. Beelden zonder een allegorisch karakter, als representatie van macht en rijkdom van Regout en als zodanig slechts imitaties van een vroegere toepassing. Het park werd de setting voor de "follies" en standbeelden, veelal afgietsels en kopieën. Vooral de waterpartijen, cascade en fonteinen bepaalden het concept van Regout's pleziertuin. In deze periode werd het halfronde waterbekken op de overgang tussen park en Sterrebosch aangelegd. Midden in de vijver verrees een pagode-achtig badhuis, met de oever verbonden door een of meerdere loopbruggen. Ook werd een overdaad aan kleine paden dwars door het gazon gelegd. Vaeshartelt werd het middelpunt van een complex van vier landhuizen (Grand Vaeshartelt, Petit Vaeshartelt, Grande Suisse en Petite Suisse), onderling verbonden door bomenlanen.
Het park van Vaeshartelt werd tevens opengesteld voor publiek.
Binnen enkele jaren na Regout's overlijden in 1878 was het grootste deel van deze parkversiering niet meer aanwezig. Ook de meeste tuinbouwsels waren geen lang leven beschoren. De ijskelder plus theekoepel, de brug en een beeld in de bocht van de vijver overleefden. De paden uit het weiland "de Bloemenhof" verdwenen weer.
Na de dood van Petrus Regout in 1878 werd het park met grote spoed ontmanteld: alle sporen van fonteinen en bouwsels werden zorgvuldig uit de parkaanleg verwijderd, meer en meer percelen rondom de bebouwing werden hoogstamboomgaard. Verscheidene smalle waterlopen en sloten werden in die periode ingekort en / of gedempt.
De contouren en de ruimtelijke opbouw van Gindra's originele ontwerp voor het landschapspark Vaeshartelt zijn, ondanks de vele, vaak ingrijpende wijzigingen, tot op de dag van vandaag min of meer bewaard gebleven en in zekere zin zelfs versterkt door het volgroeien van de bomen. De hoofdstructuur van het park wordt nog altijd bepaald door het rondgaande pad en de zichtassen, door de met bomen beplante slenk in het midden, de afscheiding van het park van het omringende landschap en talrijke verspreid staande solitairen. Ook wordt het huis Vaeshartelt nog steeds omringd door hoogstamboomgaarden, weilanden en bosperceel, die voor Gindra's tuinaanleg van grote landschappelijke, cultuurhistorische en beeldondersteunende waarde zijn. Hoewel de uitbreiding van de Beatrixhaven en bedrijfscomplexen een groot gedeelte van het buitengoed in beslag hebben genomen, is de intieme relatie tussen het huis en en het park in stand gebleven. De kern van het buitengoed heeft haar naar binnen gerichtheid behouden. De oude infrastructuur (de bomenlanen) en de kern van het buitengoed (bebouwing, tuinen, Sterrebosch en landschapspark) hebben weinig van de vroegere compactheid en allure verloren.
Bouwtype:
Landhuis en bouwhoeve; buitenplaatsTypologie:
OnbekendHuidig gebruik:
Zie de website van Vaeshartelt.Adres:
Weert 9Plaats:
MaastrichtGemeente:
MaastrichtRijksmonument:
326357Omvang monument:
Tuinaanleg en gebouwen.Documentatie:
- Postma, A.J., Verslag van een historisch onderzoek naar de tuinen en het park van het buitengoed Vaeshartelt, Amsterdam, Stageverslag VU Amsterdam, z.j., 46 p.
- Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Dossier Vaeshartelt, Zeist, Documentatie historische buitenplaatsen.
Literatuur:
- Boogard, J. van den, Kasteel Vaeshartelt, Maastricht, Stichting Historische Reeks Maastricht (Maastrichts silhouet 37), 1995, 48 p.
- Catalogus van de belangrijke veiling van het eerste deel der goederen zich bevindende in kasteel "Vaeshartelt", Oude Rijksweg te Meerssen, in opdracht van den weled. heer Adh. Regout, waarbij gevoegd onder meer goederen uit de boedel van wijlen de heer A. Heumann, op dinsdag 14 en woensdag 15 juni 1949, z.j. (1949), z.p., 19 p.
- Crassier, Louis baron de, Dictionnaire historique du Limbourg néerlandais de la période féodale à nos jours, Maastricht, Van Aelst, opnieuw gepagineerde overdruk uit Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 1930-1937, p. 318.
- Flament, A.J.A., 'Het kasteel Vaeshartelt te Meerssen' in: Buiten, 13(1919), p. 23 en 28-32.
- Groneman, W., Kastelen in Zuid-Limburg, Beek, 1960, p. 36.
- Hupperetz, W., B. Olde Meierink en R. Rommes (red.), Kastelen in Limburg. Burchten en landhuizen (1000-1800), Utrecht, Matrijs, 2006, pp. 377-380.
- Habets, J., 'De leenen van Valkenburg' in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Duché de Limbourg, 21(1884), p. 370-375.
- Jongsma, H. & A. Loosjes, Kasteelen, buitenplaatsen, tuinen en parken van Nederland, 3 delen, Amsterdam, Scheltema & Holkema, 1912-1922, deel 3, p. O6.
- Kasteel Vaeshartelt Maastricht: inventarisatie met waardestelling en restauratieplan, Hoensbroek, Architektengroep Mertens BV Heerlen, 1995, 21 p.
- Krüll, W.J., Bibliografie van de geschiedenis van de Zuid-Limburgse kastelen en landhuizen, Heerlen, 1982, nummer 62.
- Koreman, J.G.J., Kasteel Vaeshartelt bij Meerssen: eertijds koninklijk buitenverblijf, Maastricht, Stichting tot instandhouding van voortbrengselen der gewestelijke bouwkunst in Limburg (Gulden reeks van Limburgse monumenten nr. 7), 1957, 20 p.
- Mekking, A., 'Petrus Regout; een ondernemer als bouwheer' in: Wonen TA / BK, (1975)1, p. 8-28.
- Mertens, P.A.M., Kasteel Vaeshartelt Maastricht: historie en architectuur, Heerlen, Architektengroep Mertens, 1995, 7 p.
- Mijsberg, H., 'Bedreigde kastelen' in: Monumenten, 16(1995)12, p. 18-20.
- Muller, Th. & P. Regout, Album dédié à mes enfants et mes amis, Parijs, Lemercier, 1866 en 1868 (Boek gedrukt in opdracht van grootindustrieel P. Regout met zijn bezit aan onroerend goed e.d., waaronder Vaeshartelt)
- De Provincie Limburg (2 delen), Deel VII in Voorlopige Lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Den Haag, 1926, p. 319.
- Urlings, H., Wandelroutes rond Kasteel Vaeshartelt, Maastricht, Stichting Vrienden van Kasteel Vaeshartelt, 1996, 46 p.
- Wit, de N., 'Petrus Regout: geld, geduld, genie und Glück' in: Cascade, (1997)2, p. 5-31.
Kasteel Vaeshartelt is een van oorsprong middeleeuws kasteel en landgoed in de buurt Meerssenhoven in het noordwesten van de Nederlandse gemeente Maastricht. De buitenplaats was korte tijd in bezit van de koninklijke familie van Nederland en is sinds 1994 in gebruik als hotel en congrescentrum. Het deels 18e-, deels 19e-eeuwse kasteel met bijbehorend park en landerijen is een rijksmonument en onderdeel van het Buitengoed Geul & Maas.
Geschiedenis
Ontstaan en vroege geschiedenis
De geschiedenis van het landgoed gaat mogelijk terug tot de 10e eeuw, toen koningin Gerberga haar bezittingen in Meerssen, inclusief een bosrijk landgoed, aan de abdij van Reims schonk. De naam Vaeshartelt werd voor het eerst genoemd in 1381, toen Servaes Mulcken, Brabants schepen van Maastricht, het landgoed Hartelt verwierf. Hij liet er een verdedigbare hoeve bouwen, waarvan tegenwoordig niets meer resteert. Van 1415 tot 1668 was het landgoed in bezit van de familie Cortenbach; daarna wisselden de eigenaren elkaar snel af. In 1739 werd de huidige zuidoostvleugel van het kasteel gebouwd door de toenmalige eigenaar, kolonel Sturler van het Maastrichtse garnizoen. In 1805 werd de noordoostelijke vleugel toegevoegd, ook wel het "paleisje" genoemd. In deze periode werden ook een aantal salons gedecoreerd in Empirestijl.
Petrus Regout en nakomelingen
In 1841 kocht de Maastrichtse industrieel Petrus Laurentius Regout (1801-1878) het toen 118 hectare grote landgoed als gevolmachtigde van koning Willem II van de erfgenamen van graaf F.F. de Grimaudet de Rochebouet. Het zou dienst gaan doen als koninklijk jachtslot. Uit die tijd dateert een verbouwing van de ingangspartij van het kasteel, waarvan de gekroonde initialen W II en het jaartal 1841 in de sluitsteen getuigen. Willem II verbleef er naar verluidt slechts tweemaal twee weken. Na diens dood kwam het kasteel in 1851 in handen van Petrus Regout zelf, die het eerst als buitenverblijf, vanaf 1863 als vaste verblijfplaats ging gebruiken. Regout verbouwde het kasteel tot een waar maison de plaisance met daktuinen, serres en overdadig gedecoreerde salons. Op een 7 ha groot terrein liet hij vanaf 1853 door de Belgische tuinarchitect Jean Gindra een tuin aanleggen met gazons, bloemperken, exotische bomen, vijvers, fonteinen (aangedreven door een stoommachine), prieeltjes, follies en andere attracties. Met bomen beplante lanen verbonden Vaeshartelt met andere landgoederen van Petrus Regout in het gebied ten noorden van Maastricht, zoals de op korte afstand gelegen villa Klein Vaeshartelt, die hij liet verbouwen, en de buitenhuizen La Grande Suisse en La Petite Suisse. Zijn nakomelingen voegden daar nog villa Kanjel, villa Kruisdonk en kasteel Meerssenhoven aan toe. Omstreeks 1865-1867 liet Regout in Parijs een album drukken, getiteld Album dedié à mes amis et mes enfants, waarin diverse kleurenlitho's van de lusthof Vaeshartelt zijn afgebeeld, inclusief een "Grand Canal", een "Grande Cascade", een gedenkzuil voor Willem II en diverse andere attracties in het park.
Na de dood van Petrus Regout en zijn echtgenote Aldegonda Hoeberechts in 1878, erfde hun jongste zoon Gustave Regout (1839-1923) Vaeshartelt. Daarna ging het landgoed over op diens jongste zoon Edouard (1877-1947), die drie jaar later tevens het aangrenzende kasteel Meerssenhoven erfde van zijn oudere broer Edmond. Hierdoor ontstond een landgoed van circa 150 hectare, voornamelijk beplant met hoogstamfruitbomen, wellicht de grootste boomgaard van Nederland. Vanaf de jaren 1930 nam Edouard de bedrijfsvoering in eigen hand, waarvoor hij het nodige personeel tot zijn beschikking had. Ook introduceerde hij nieuwe fruitteeltmethoden, die hij in de Verenigde Staten had leren kennen. Edouard huwde pas op 40-jarige leeftijd met de 21-jarige Sophie van der Does de Willebois, een kleindochter van Joseph van der Does de Willebois. Het was waarschijnlijk geen goed huwelijk, want op 11 juni 1939 schoot hij haar tijdens een echtelijke ruzie dood. Edouard werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf (na een eis van vijf jaar), maar kwam mogelijk al in 1941 vrij. Hij stierf in 1947 op Vaeshartelt, waarna de inboedel van het kasteel – inclusief een grote schilderijencollectie – in juni en oktober 1949 werd geveild. Zijn dochter Odette was in 1941 op 20-jarige leeftijd overleden, waardoor zijn zoon Adhemar beide kastelen erfde. Adhemar woonde op Meerssenhoven en verpachtte Vaeshartelt. Hij kwam in 1953 in Zweden bij een auto-ongeluk om het leven.
Recente geschiedenis
Al voor de dood van Adhemar Regout deed het gebouw dienst als jeugdherberg, beheerd door het echtpaar Moens. De kasteelboerderij of pachthoeve was tot begin jaren 1990 in gebruik als landbouwbedrijf. In de eigenlijke hoeve woonde de familie Hamers. De zogenaamde 'witte schuur' was gepacht door de heer Roosen. Dit gebouw heeft nooit een woonfunctie gehad.
In 1992 werd de Stichting Buitenplaats Vaeshartelt opgericht, die zich inzet voor de instandhouding van de buitenplaats. Een jaar later volgde de oprichting van de Stichting Vrienden van Kasteel Vaeshartelt. Vanaf 1993 vonden ingrijpende restauraties plaats, waarbij onder andere de wandschilderingen, stucwerkdecoraties en marmerimitaties in het interieur werden hersteld. Aan de noordzijde van het kasteel werd in 1994 een hotel- en restaurantvleugel bijgebouwd. Sindsdien is het kasteel in gebruik als hotel-restaurant en congrescentrum. De kasteelhoeve is in 1999 en 2005 gerestaureerd en uitgebreid en wordt thans verhuurd als kantoor- en vergaderruimte. In 2000 werd de portiersloge gerestaureerd. Deze is als groepsaccommodatie te huren. Het park en een bijbehorend bosperceel zijn openbaar toegankelijk.
Toekomstplannen
In de loop der jaren heeft het kasteel veel van zijn glans verloren. De lusthof van Petrus Regout ging al vrij snel na zijn dood verloren, hoewel de contouren van Gindra's ontwerp nog te herkennen zijn. Veel tuinornamenten verdwenen eind 20e eeuw. De Stichting Buitenplaats Vaeshartelt wil een deel van deze elementen terugbrengen, mogelijk in een moderne vormgeving. Op korte termijn wordt gewerkt aan herstel van het "Grand Canal" (waarvan de bedding nog aanwezig is) en de parkafscheiding langs de weg Weert. Op langere termijn hoopt men ook de "Grande Cascade", het prieeltje bij de portiersloge, het in de vijver staande badhuis annex bibliotheek met water spuwende leeuwen, en enkele verdwenen beeldengroepen te laten terugkeren.
Sinds enkele jaren bestaan er plannen om het landgoed Vaeshartelt te ontwikkelen tot een proeftuin voor stadslandbouw en lokale tuinbouw. Het is de bedoeling dat deze "Tuinen van Vaeshartelt", samen met de bestaande wijngaard Boekenderhof aan de overzijde van de Boekenderweg, en soortgelijke plannen voor andere gebieden in het Buitengoed Geul & Maas (voorheen Landgoederenzone Maastricht-Meerssen), het begin vormen van de "Tuinen van Maastricht", een geheel van tuinen en landerijen aan de noordrand van Maastricht. De Stichting Ithaka, die het landgoed Vaeshartelt beheert, werkt hiertoe samen met onder andere de gemeente Maastricht, het Centrum voor Natuur- en milieueducatie, Slow Food Limburg en de Hotel Management School Maastricht.
Beschrijving landgoed
Exterieur hoofdgebouw
De 18e-eeuwse zuidoostvleugel is opgetrokken in een eenvoudige bouwstijl met Lodewijk XV-stijlkenmerken. De entree met classicistisch fronton dateert uit 1841, zoals staat vermeld op de sluitsteen, waarin ook een kroontje en de afkorting "W II" (Willem II) zijn gegraveerd. Boven het fronton verheft zich een toren met een koepel, in 1890 door de Brusselse architect Baer ontworpen. De noordoostvleugel (het "paleisje") dateert uit 1805, maar de Lodewijk V-trap is nog 18e-eeuws.
Interieur
De decoratie van de salons in empirestijl dateert grotendeels uit 1805. Vooral de Rotunda, de ronde entreehal in de noordvleugel, is opmerkelijk met halfronde nissen en vier dubbele deuren, waarvan enkele uitzicht bieden op het park. De daarop aansluitende zalen in de noordoostvleugel hebben fraaie schoorsteenmantels, lambriseringen en stucplafonds. De wanddecoratie in de Fumoir bestaat uit op linnen geschilderde olieverfschilderingen met arcadische landschappen van Jules Lefevre uit 1866..
Koetshuis, nieuwbouwvleugels en kasteelhoeve
Het aan de binnenplaats gelegen koetshuis en de naastgelegen paardenstallen dateren vermoedelijk uit 1739. Onderdeel van dit bouwdeel zijn twee natuurstenen inrijpoorten. Het vroeger vrijstaande bouwwerk is sinds 1994 door de moderne restaurantvleugel met de noordoostvleugel verbonden.. Van de kapel, die in de tijd van Regout in het koetshuis was ondergebracht, is niets meer over.
De eveneens uit 1739 daterende kasteelhoeve bevindt zich ten zuidwesten van het hoofdgebouw. Het is een vrijstaand, U-vormig complex van wit geschilderde baksteen. Het woonhuis heeft een dubbel geknikt mansardedak van leisteen met dakkapellen. In de voorgevel zijn drie rondbogige poorten aangebracht. Daartussen en erboven bevinden zich met natuursteen omlijste vensters. Achter het woonhuis ligt een grote schuur, die in 1998 ingrijpend is verbouwd. De zogenaamde 'witte schuur' is in 2005 geheel herbouwd in moderne trant..
Poort en portierswoning
De poort en de portierswoning bevinden zich ten zuidoosten van de hoofdingang aan de straat Weert, aan het begin van een circa 200 meter lange oprijlaan, die met linden is beplant. De uit het midden van de 19e eeuw daterende toegangspoort heeft twee paar wit gestucte hekpijlers. Het binnenste paar is lager en wordt bekroond door natuurstenen vazen in rococostijl. Het buitenste pijlerpaar is van mergel en voorzien van ovale medaillons. Laatstgenoemde pijlers worden bekroond met liggende leeuwen van grijze natuursteen. Het hekwerk is van smeedijzer.
Ten westen hiervan bevindt zich de portiersloge, een uit 1906 daterend woonhuis van één bouwlaag onder een met leisteen gedekt mansardedak. De muren van baksteen zijn wit geschilderd en worden geaccentueerd door natuurstenen hoeklisenen en vensteromlijstingen en een hardstenen trap bij de voordeur.
Park
De tuin van kasteel Vaeshartelt is omstreeks 1853 in opdracht van Petrus Regout aangelegd als lusthof naar een ontwerp van de Belgische tuin- en landschapsarchitect Jean Gindra, waarin de invloed van Regout zeer herkenbaar is. De tuin is ontworpen in Engelse landschapsstijl met elementen van een 'attractietuin'. Volgens sommige auteurs zou de lusthof reeds in de tijd van Petrus Regout met dedain bekeken zijn, maar daarvoor is geen bewijs voorhanden.
Een weinig onderkend aspect van de tuinen van Vaeshartelt is de humor, waarmee de eigenaar te werk ging. Zo blijken bij een gedetailleerde verkenning van de grote cascade verschillende details met ironie te verwijzen naar politieke controverses waarmee de eigenaar, ondernemer en politicus Petrus (I) Regout in het derde kwart van de negentiende eeuw te maken kreeg. Met de cascade heeft hij geen ander 'kunstwerk' willen scheppen, dan een grappig en verbazingwekkend schouwspel van fonteinen, dat voor de ingewijden tevens een politieke lading had. Fonteinen waren zeldzaam in de negentiende eeuw, want afhankelijk van het natuurlijk verval van een waterbron, of aanvoer via een toen nog niet bestaande waterleiding. Regout kon die overdaad aan water alleen realiseren door de voortdurende aanvoer van water via een beek als de Kanjel, en een eigen stoommachine, die een waterpomp aandreef die de waterdruk regelde.
Hoewel de oorspronkelijke paviljoens, bruggen, fonteinen en beelden zijn verdwenen, is, na de restauratie van de tuinen ionder leiding van de Utrechtse landschapsarchitect Jorn Copijn (2005), het ontwerp van Gindra toch nog te herkennen, onder andere in de grote vijver, de slingerende paden en de verspreide boomgroepen. In het park staan diverse monumentale bomen, waaronder twee mammoetbomen, de grootste met een omtrek van 6 m. Ook zijn er veel nieuwe bomen aangeplant, deels als herdenkingsbomen. De nog aanwezige heuvel met ijskelder is in 2011 gerestaureerd en doet nu dienst als winterverblijf voor padden en vleermuizen. Op de heuvel is een modern prieel geplaatst, zoals dat ook vroeger het geval was. Inmiddels zijn er zes nieuwe bruggen en diverse wandelpaden aangelegd, waardoor een wandeling door het park mogelijk is.
Waar vroeger de ommuurde groentetuin van het kasteel lag, tussen de noordkant van het koetshuis en de nieuwe hotel- en restaurantvleugel, is een "geheime tuin" aangelegd. De oude tuinmuur is in 2005 gerestaureerd. Binnen de muren bevinden zich een waterpartij, een kruidentuin, een kweeperenlaantje, een rij notenbomen en bloemenborders.
Het vermoedelijk 18e-eeuwse sterrenbos ligt aan de noordzijde van de Engelse tuin. Verder naar het westen, tegen het industrieterrein Beatrixhaven aan, ligt het Kompbosch, dat vroeger bij Vaeshartelt behoorde en dat de gemeente Maastricht aan de Stichting Buitenplaats Vaeshartelt wil overdragen. Het heeft dezelfde stinsenbeplanting als het Sterrenbos en wordt doorsneden door een laan, die beide bossen verbindt.
Landgoed
In het kader van het plan Tuinen van Vaeshartelt wordt op een 6 hectare groot terrein ten noorden van de kasteeltuin een bij het landgoed passend land- en tuinbouwbedrijf gerealiseerd, met onder andere een hoogstamboomgaard (met fruitrassen die in dit gedeelte van Zuid-Limburg vroeger veel voorkwamen), plantages met frambozen, bessen, kruisbessen en bramen, een groentetuin met ‘vergeten groenten’, een kruidentuin en een tuin met eetbare bloemen. Na afloop van de tuinbouwtentoonstelling Floriade 2012 werd het aldaar aanwezige bijenpaviljoen overgebracht naar Vaeshartelt om daar als imkerij te worden heropgebouwd. Verder is een begin gemaakt om de oude lanenstructuur tussen Vaeshartelt en de andere landgoederen te herstellen. Aan de Boekenderweg wordt een bezoekerscentrum gebouwd ontworpen door Maurer United Architects.
Zie ook
- Buitengoed Geul & Maas
- Station Vaeshartelt
Externe links
- Website erfgoedvaeshartelt.nl (stichting)
- Website vaeshartelt.nl (bedrijf))
Ga naar Wikipedia.
De huidige buitenplaats Vaeshartelt ligt aan de rand van het industriegebied van Maastricht, maar hoorde oorspronkelijk bij het dorp Rothem. De oprijlaan is een deel van de oorspronkelijke weg tussen het dorp en het landhuis, maar wordt nu doorsneden door de spoorlijn Maastricht-Sittard. De naam is een samenstelling van de boerderijnaam Hartelt en van Vaes of Servaes van Mulcken, de laat-veertiende-eeuwse eigenaar. De naam Hartelt verwijst naar het op de rechteroever van de Maas gelegen bosgebied Hartelt (of Hartert), dat in 1237 en 1276 wordt vermeld en toen eigendom was van de heren van Valkenburg.
Hoewel omstreeks 1381 al sprake was van het 'huis en hof Hartelt' is onduidelijk of dit een representatief huis of enkel een boerderij betrof. In 1686 was sprake van een 'oud vervallen casteel' en van een 'huyss en hoff met zijn optreckende brugge, vijvers, grachten, dammen, dijcken en hagen'. Vooral deze 'optreckende brugge' is een aanwijzing voor een versterkt huis.
Het huidige buitenhuis Vaeshartelt vindt zijn oorsprong in 1739, toen de nieuwe eigenaar Johan Rudolf Sturler een nieuw landhuis liet bouwen.
In het begin van de negentiende eeuw was het geheel opgenomen binnen een ruime rechthoekige omgrachting, die op haar beurt werd omgeven door een nog aanwezig rechthoekig lanenstelsel.
Nadat Jacques Pierre Nolens het landgoed had gekocht liet hij het huis in 1805 uitbreiden met een nieuwe representatieve noordvleugel, zodat een L-vormig woonhuis ontstond.
Tot het complex behoorden verder een grote vrijstaande schuur aan de westzijde en, op enige afstand, de nog bestaande boerderij. Ze moeten tussen 1805 en 1813 zijn gebouwd.
Onder leiding van de Belgische tuinarchitect J. Gindra werd ten oosten van het complex een groot landschapspark aangelegd met bijzondere slingerende vijverpartijen, met daarin verschillende fonteinen die door een stoommachine van water werden voorzien. De bestaande, omstreeks 1830 opnieuw beplante achttiende-eeuwse lanen bleven zo veel mogelijk gehandhaafd.
Het vervallen kasteel werd in 1994 grondig gerestaureerd. De binnenplaats werd gesloten door een eigentijdse vleugel met conferentieruimten en op de plaats van de stallen werd een hotelvleugel gerealiseerd. Het park werd gefaseerd gerestaureerd volgens een plan van de firma Copijn uit Utrecht.
Nu nog te zien:
Context:
-gelegen op een maasterras